Eerder schreef ik al over mijn wensen. Of eigenlijk over het doen van wensen bij de dingen die ik bijzonder vind en als geluksmomentjes ervaar als ik ze tegenkom: ijsvogeltjes, luchtballonnen en roofvogels. Die wensmomentjes kun je natuurlijk zo ver uitbreiden als je zelf wilt. Zo mag ik van mezelf ook iets wensen als ik een glimmende kastanje vind of als mijn lievelingsliedje net instart op het moment dat ik de radio aan zet. Zelfs mijn vriendinnen doen eraan mee en ook zij wensen zich wat af. Een vriendin zag laatst ooijevaars in een veld. Dat vond zij ook wel bijzonder, dus ook zij deed een wens. Niet veel later belde diezelfde vriendin me op: “Ik heb zojuist 26 ooijevaars gezien, wat nu?” Uhm, ja, zo scherp liggen mijn eigen regels nu ook weer niet vast. Ik zei haar dat het geluk dan wel enorm aan haar zijde moest zijn, maar dat 26 wensen voor zichzelf wellicht wel een beetje veel is. Ik adviseerde haar de overige wensen weg te geven. Eigen regels kun je ter plekke aanpassen, zo zie je maar weer.

Van de week had ik een telefonisch interview met een dame die op dat moment haar dagelijks wandeling met de hond maakte. Opeens riep ze: “O, kijk nou, wat prachtig, ik zie een echte rode paddenstoel met witte stippen.’’

“Wow’’, antwoordde ik. “Doe gauw eens wens.’’ Het was er al uit voordat ik er erg in had. De dame aan de lijn nam even een stilte en zei daarna zacht: “Dankjewel.’’ Aan haar stem hoorde ik dat ze hem ook wel even kon gebruiken. Ik hoop voor haar dat hij uit komt. En ik hoop ik dat er vandaag nog een ijsvogeltje over vliegt. Want dan wens ik me, dat haar wens uit mag komen.