Ik ben in het atelier van een beeldend kunstenares. Overal waar ik kijk staan ezels met kunstwerken, tekeningen, schilderijen, potten verf en materialen. De omgeving nodigt direct uit om aan de slag te gaan. In een hoek werken twee stagiaires aan een kunstopdracht van plexiglas, waarbij ze de losse onderdelen aan elkaar moeten lijmen. Een van hen heeft de secondenlijn gevonden. Gevaarlijk spul waarbij je zeer secuur te werk moet gaan. Je voelt hem al aankomen. Dat gaat mis. Het meisje heeft in een moment van onoplettendheid haar eigen vingers aan elkaar gelijmd. Haar duim en haar wijsvinger vormen samen het ‘okee-teken’ dat duikers elkaar geven om te laten weten dat het goed gaat. Maar met deze dame gaat het helemaal niet goed. Haar vingers komen niet meer los. De kunstenares is totaal niet onder de indruk van het ongelukkige voorval. ‘Ik heb hier al zoveel gekke dingen meegemaakt’, lacht zij. ‘Daar kijk ik niet meer van op. Bovendien, het voordeel van veel spullen hier, is dat er ook altijd wel wat bij zit om het op te lossen.’ Ze pakt een flesje van de plank en binnen mum van tijd is de dame uit haar benarde positie bevrijd. ‘Nu snap ik waarom kinderen altijd met kinderlijm werken’, zegt ze opgelucht. Zij heeft haar les wel geleerd.