Dat het lente is kun je niet alleen zien en ruiken, maar ook horen. De vogeltjes in de bomen kwetteren luid om zich heen, de mussen in de dakgoot houden drukke vergaderingen en de weidevogels repeteren voortdurend hun eigen naam. Van de week zong een mereltje in de boom een prachtig deuntje. Wat zou je zingen?, vroeg ik me af. Waar heb je het over? Zing je diepgaande teksten om je vrouwtjesmereltje te verleiden? Of neurie je gewoon zomaar iets? We zullen het niet weten.
Al kun je door goed te observeren toch een en ander ontcijferen. Althans, dat denk ik dan. Als ik kijk naar het koolmezenpaartje dat jaarlijks een nestje maakt in het hokje in de tuin, dan denk ik hun taaltje te kunnen verstaan. “Schat, ga jij nog even wat takjes halen voor het nest? En daarna nog even wat paardenharen? Daar kunnen we ons huisje verder mee bekleden.” Vader Koolmees heeft de orders begrepen en gaat op pad. Niet veel later is hij terug met de buit. Mams bekleedt de woning en Pa vertrekt opnieuw. “Nee, ik had toch gezegd dat ik niets heb met grassprieten?”, reageert ze nijdig als haar partner terugkeert. Ik hoor het al, het is net een gewoon huishouden.
Ook als de jonge meesjes uit het ei zijn, gaan de conversaties door. “Er moeten nodig wormpjes gezocht worden, onze kleintjes hebben honger.” Ook dat kan ik horen. De kinderkeeltjes piepen heel voorzichtig. Ze zijn nog klein en moeten elkaar nog ontdekken. “Hee, ben jij mijn broertje? Wat gezellig!” “Mam, ik heb honger!” “Pap, ik heb ook honger!” Vader en moeder Koolmees kunnen het niet bolwerken. Ze vliegen af en aan om hun acht hongerige kinders te voeden. Hoe het kan, is nog onduidelijk, maar na een paar dagen gepiep wordt het stil. En het blijft stil. Ook vader en moeder Koolmees laten zich niet meer zien bij het huisje. Ze hebben er hard voor geknokt maar het is niet gelukt. Hun acht kinders hebben het niet gehaald. Vader en Moeder Koolmees zijn er kapot van. Als ik mijn oren spits, hoor ik hen huilen.
Geef een reactie